‘t Heistenaartje
Cyriel Vantorre
Uit het leven van Ko Landuyt (Jacobus)
Even buiten de dorpskom van Heist langs de Isabellavaart staat een vervallen huisje. De voordeur, als men het een deur kan noemen, hangt uit z’n hengsels en de zinken dakgoot hangt piepend te zieltogen. Aan het voortuintje kan men zien dat het nog bewoond is. Soms staat er een man voor op krukken die in de verte tuurt. Als men dichterbij komt kan men in zijn blik een heel verleden lezen.
Die man, lieve lezers, is Jacobus Landuyt.
Die Landuyt (Landuit uitgesproken) stamt af van een oersterk geslacht dat eigenlijk zijn oorsprong vindt te Oedelem in 1675. Omdat Jaccbus Landuyt vanaf z’n zesde levensmaand te Heist kwam wonen en dus bijna een rasechte Heistenaar is, ging ik eens m’n licht opsteken bij de man die eertijds bij Edmond Daveloose mij het metsersdienen aanleerde.
Als ik aan KO denk, denk ik altijd aan een groot vaandel, het vaandel van het muziekkorps Sint Cecilia, Eigenlijk was dit de vlag van Ko, want zoals hij het vaandel droeg, heeft niemand ooit een vaandel gedragen. Een vlag was KO z’n ziel en z’n leven. Nu is hij een bejaard man, die krampachtig op z’n krukken van z’n voordeur naar het vaartje ervoor sukkelt en verder niets meer van het leven verlangt. Maar laat mij de gebeurtenissen niet vooruit lopen. Ik was dus bezig met z’n stamboom.
Het ligt evenwel niet in mijn bedoeling de hele geschiedenis van dit geslacht uiteen te rafelen. Neen, enkel over Ko Landuyt wil ik het deze maal hebben. Doch, om aan te tonen dat ze van geen klein gerucht vervaard waren, stap ik heel eventjes terug tot bij de grootvader die te Platheule leefde van 1828 tot 1914.
Hij noemde ook Jacobus, maar omdat hij nogal aan de kleine kant uitviel kroeg hij de naam van Kootje. Precies 40 jaar, vanaf 1873 tot 1913 wroette hij om de kost te verdienen voor zijn meer dan groot gezin. Liefst 21 kinderen kwamen er! Aanvankelijk ging hij uit werken bij de “Grote Boeren“, later schafte hij zich een ezeltje aan; het ezeltje werd een muilezel en de muilezel een paard of... hoe het groeide.
Alsof het er om gedaan was, het gebeurde met het 13e kind. Isabella was ver in verwachting toen er in de vooravond op de deur geklopt werd. De vrouw ging openmaken, uitte een gil die door merg en been sneed en viel achterover in de huiskamer. De oorzaak daarvan was: er waren zigeuners op toer en wanneer de deur openging stond Isabella oog in oog met twee beren, die heel braafjes hun danskunstjes demonstreerden. Een paar dagen nadien mocht Ko zijn vrouw te Damme laten begraven. Daar zat Ko dan, met zes kinderen in leven (zes waren er reeds overleden). Gelukkig herinnerde z’n buurman zich bijtijds het spreekwoord: “Beter een goeie gebuur dan een verre vriend“ en deze bood hem zijn 21 jarige dochter Paulientje aan. Ko, hoewel de 53 nabij, nam met beide handen het voorstel aan (hoe zou je zelf zijn ).
Paulientje sproot ook uit een sterk geslacht en schonk hem nog negen kinderen bij. Kootje legde z’n vermoeid hoofd neer te Moerkerke. Hij was 86 jaar.
Wie is nu eigenlijk die Ko Landuyt langs de Isabellavaart? Wel, hij is de oudste zoon van Leopold Landuyt die op 20 maart 1872 te Damme het levenslicht zag en die in 1905 in het bootje stapte met Marie-Louise Landschoot uit Oostkerke, geboren in 1887. Ko Landuyt zelf werd geboren te Lapscheure in 1906. Hij was nog nat achter z’n oren toen ze naar Heist kwamen wonen. Daar werden nog volgende kinderen geboren: Jozef in 1907, Louis 1908, Cyriel 1911, Zoé 1915, Lisbeth 1917 en Orfa in 1919. Hun eerste woonst was in de Onderwijsstraat bij Pol Mussche (Vantorre) in ‘t voorhuis. Het was ook daar dat broer Jozef de 3e “van korte maand“ (februari ) z’n keel open zette. Precies vier jaar later verhuisde de familie naar de Westkapellestraat. Men was toen juist bezig de visput (Lac) van Heist te graven.
- “We woonden daar in die huizekens waar Staf Smets zoon nu woont en waar Mon Rosseel en Darten de koolhandelaar nog gewoond hebben. Fons Pitte woonde toen in het eerste naast de molen, wij in het middenste en Klakke in het laatste. Klakke was toen nog geen politieagent.“ Aldus Ko.
In 1913 trokken ze naar Knokke, aan de steenoven van Kuypers. Als men nu gaat denken dat hun verhuiswoede daarmee gekoeld was, heeft men het mis voor, want in 1913 trokken ze naar de Belgique waar Zoé een slag op haar poepje kreeg van de nurse. De Belgique was een driewoonst en volgens Ko had alleen maar het middenste een voordeur. In het eerste, die dus geen voordeur had, woonde Seventje Cardon. ‘t Is daar dat zijn vrouw gestorven is.
- “Ik weet het nog altijd goed“, vervolgde Ko, “ ‘k moest altijd van Seventje op potdeksels slaan voor z’n bijen. ‘k Kreeg dan somtijds de zondag een ijsje.”
Ernaast stond een klein estamineetje die de Belgique noemde en werd uitgebaat door weduwe Vandepitte met haar bende joengers “ (kinderen).
Lang hebben ze het daar niet uitgehouden, want weldra laadde vader Landuyt z’n menage op een driewielkar en trok naar het huis van Maantje de Paardemeester.
- “We mochten daar voor niets wonen van het armbestuur. Er stonden toen nog maar twee huisjes in de Panneslag. Omdat het daar zo wakkig was, zijn we dan weer verhuisd naar de Polderstraat in het huis van “Bond Stront“ die eigenlijk Valentino De Vlieger noemde, maar hij kreeg die naam omdat hij eens in een bond rijshout had gescheten toen hij op ‘t strand werkte. Het was dan al 1917 en Lisbeth is daar geboren. Toen moeder van haar zwanger was, ging ze eens mosselen trekken op ‘t strand in een verboden zone. Ze werd gepakt van de Duitsers, maar omdat ze een kind verwachtte, stak men haar niet in de bak, maar moest ze in de kommandatuur werken. Ze kreeg dan wat geld en eten mee naar huis. Weinig tijd nadien krioelde het van mosseltrekkers, allemaal zwangere vrouwen.
Vader werkte altijd bij de boeren en in 1925 trok ik naar Franrijk want er was alhier geen werk. Bij m’n terugkomst moest ik naar, het “Consul”van Brugge om soldaat te worden“ Zo vervolgde Ko z’n lang verhaal.
In het jaar 1930 werd hij “Garde-Chasse voor rekening van Baron Zeepe“ de heer Henri Claeys, die getrouwd was met de dochter van de Myttenaere. Die “Baron Zeepe” had aan de visput van Zeebrugge een domein waar Ko als bijverdienste opzichter werd. Er stond daar een cafeetje “Beter hier dan wat verder“ een beetje verder lag het kerkhof. Naast dat cafeetje stond het huisje waar een hele hoop “gildige” (ferme) dochters van Bentein woonden. Omdat die dochters daar almeteens rap het nest uitvlogen dacht Ko, die in de omtrek dienst deed, nonde ku... ‘k zal me hier moeten weren of ‘k heb geen keure meer. Alzo trouwde Ko met Irma Bentein in 1934 te Zeebrugge. Zij kregen vijf kinderen: Robert, Monica, Wilfried, Christiane en Roland.
Kort voor hij huwde, begon hij in 1933 te werken voor Edmond Daveloose. Z’n eerste werk was aan het café “Modern“ dat gebouwd werd voor rekening van Leen Janssens. Het was bij Daveloose dat hij dan koerman werd tot z’n oppensioenstelling.
Op zekere dag was Daveloose het beu de vlag van het muziekkorps Sint Cecilia te zien dragen door een communist en vroeg aan Ko als hij dit wilde doen. Ko knikte gretig “van ja“. Het was van toen af dat menig Heistenaar Ko vooraan het muziekkorps hebben zien lopen, het vaandel stevig omklemd. “Mijn muziek, mijn vaandel“, pleegde hij altijd te zeggen en daar had hij wel een klein beetje gelijk in. Op de vraag als hij een anekdote weet te vertellen over het vaandel, antwoordde hij prompt: “0 ja, meer dan één. Ge moet weten, onze vlag was een zware, gebrodeerd door Alientje Pyckavet. Op zekere dag moesten we voorzitter Van Isacker begraven.
Naar het kerkhof toe was de vlag op de stok gedraaid en speelden we een treurmars, doch in het terugkeren speelden we van “Geren bij“, wat niet slecht bedoeld was.
De vlag moest daarbij volledig wapperen en er was veel wind. Best dat er twee agenten hij me waren of ‘k vloog met vlag en heel de “bataclan“ de lucht in. Ik ben altijd bij ‘t muziek gebleven en ‘k heb zelfs het ereteken van 25 jaar vaandeldrager ontvangen.
Op ‘t einde van de tweede wereldoorlog stonden de polders onder water. Ko, die dan aan de Isabellavaart woonde, werd daardoor getroffen en op 12 februari 1944 moest, op bevel van de bezetter, iedereen wiens woning in het water stond verhuizen. Ko die eigenlijk specialist was in het verhuizen trok naar de Panneslag. Het was zo dat z’n vrouw Irma, toen zwanger was en eerlang moest bevallen. Ze had die morgen nog de hele voorraad patatten opgeladen. Ko had de wagen van Diestje Kerckaert mogen gebruiken. Pas was hij op de terugweg met paard en kar of moeder Bentein moest bevallen.
“Och Gotte toch“, prevelde ze, wat moet ik doen?“ Ze was nog maar pas aangekomen, het huis en de geburen waren nog vreemd voor haar. Ten slotte heeft de vroedvrouw Dyserinck haar geholpen.
- “Ko, m’n man, was nog maar pas met de kar terug of de baby was daar, ‘k geloof dat hij door op de keien te rijden eruit gedokkerd was“, voegde Irma aan het verhaal toe.
En Ko vervolgde: “Toen ik thuis kwam heb ik haar seffens in bed geholpen. Er was in dat vreemd huis geen licht en ‘k moest met ‘n stompje kaars nog het bed in elkaar vijzen. ‘k Moest rechts draaien en van nervositeit draaide ik altijd maar links.“
Toen hun lief dochtertje Monica 6 jaar geworden was en de familie Landuyt-Bentein in de Panneslag het einde van de oorlog afwachtte gebeurde er iets vreselijks.
De Engelsen schoten vanuit Zuienkerke naar Heist. Op 23 september 1944 vroeg Monica of ze eens naar haar meetje mocht gaan. “Ach kind, ‘t is zo gevaarlijk, ze schieten daar zoveel, blijf liever hier braaf voor de deur spelen”, sprak moeder Bentein. Het kind gehoorzaamde, doch voor het ouderlijk huis werd het smartelijk door een granaat getroffen en overleed kort nadien.
- “Hadden we haar laten naar haar meetje gaan, dan leefde ze nu nog“, sprak Irma en veegde een traan weg. Toen toonde ze het doodprentje...
Ons kinderen dartel en zorgenvrij
Ze spelen hun spel, ‘t is gegund aan hun jaren
Al woedt er ook oorlog, wat kommeren zij!
Hoe wilt ge dat oorlog hun smarten zou baren!
Een moordtuig geslingerd fluit gierend en kraakt
In scherven uiteen en treft doodlijk ons kleentje
Een offer te meer door de oorlog gemaakt!
Al hebt ge er ook vier, wie verliest er geren eentje?
Ach Monica lief, speel voortaan uw spel
Met d’ Engeltjes Gods in het land van den vrede
We missen u zoo, doch geen troosteloos “vaarwel“
Zalf gij onze smart met uw kindergebeden.
Twee dagen nadien moest terug alles opgeladen worden, want heel Heist moest evacueren naar Knokke. Het was dan 25 september 1944. Het was langs de macadamweg tussen Knokke en Heist dat de ouders van Monica hun verdriet moesten uitschreien, een weg die alweer met dood en verderf bezaaid was. Hun kind lag nog boven d’aarde.
Hetzelfde jaar kwam Ko terug naar z’n vertrouwd huisje langs de Isabellavaart, waar ze in 1945 verrijkt werden met een zoon. Weer was er feest in de harten van de ouders.
Beiden die gans hun leven hard en eerlijk geleefd hebben om hun kroost in eer en deugd op te voeden, wensen nu maar één ding meer: ook eens dichter bij de mensen te mogen wonen in een huisje menswaardiger dan datgene waar ze nu hun dagen in slijten.
—0—0—0—0—0—0—
VAN VISSERSDORP TOT BADSTAD.
Dit is de titel van de nieuwe film waar cineast Lucien Henneman aan werkt. Het is tevens de naam van het boek van Maurits Dekeyzer dat als scenario dient.
Aan deze film verleent Heyst Leeft zijn medewerking. Niet alleen wordt waar nodig is naar de nodige rekwisieten en locaties gezocht, maar wij zetten ook ons beste beentje voor als figuranten. Hoe dat gebeurd is, kunt u zien in ons filmjournaal ‘80. De mooie kostumes werden gratis ter beschikking gesteld door de firma WILLAERT uit de Oude Kalseide 2 te Desselgem.
Deze 16 mm film vertonen wij op ons “Avondje Heist 6“ in 1981!
—0—0—0—0—0—0—
Aandacht! Vanaf 1981 kunt u de 3 nummers van ons tijdschrift slechts bekomen door een minimum lidgeld van 100 fr te betalen.
Dit nummer werd gerealiseerd met:
Teksten: Georges Parez, Cyriel Vantorre, Pierre Vantorre en Dany Vantorre
Fotoreproductie: Eddy Druk
Stencilreproducties: Cyriel Vantorre
-—0—0—0—0—0—0—