't Heistenaartje - Ode aan de zeedijk
Cyriel Vantorre
Deze vaste rubriek werd ingelast omdat er nog zoveel te verhalen is over het verleden van Heist. Zodat we nooit zullen uitverteld zijn. Hopelijk zal de rubriek “ ‘t Heistenaartje “ onze lezersschaar bevallen. Hier gaan we dan.
Het is niet altijd de kolkende zee met haar woedende aanrollende baren die de zeedijk heeft beheerst. Grote fortuinen hadden er kunnen pronken maar de charme was er eenvoudig, iedere toerist voelde zich er thuis. Er was gezellige leute zoals Karolien met haar draaiorgeltje, maar laat me niet vooruit lopen.
Vele dichters zingen over de maan, de zon en de sterren. Anderen bewieroken de bloemen, de lente en de liefde in de maneschijn. Een late poëet kwijlt de historie van ‘t aards paradijs. Dat moeten zij allemaal maar weten. Als geboren Heistenaar wil ik bovenstaande titel eer aan doen en een ode brengen aan onze zeedijk.
“Over de zeedijk?“ hoor ik daar spottend gezegd. Hij heeft toch maar een leuning en harde boktegels die ‘s zomers in bulten komen te staan. Dat is juist, maar al die attracties dan. Och kom! Ze allemaal beschrijven kan lang duren, maar ze met wat menselijkheid en op humoristische wijze beschrijven kan men van dat stukje Heist wel een boeiend onderwerp maken.
Omdat het allemaal in één keer in het boekje van Heyst Leeft zou kunnen neergepend worden, moet men me toelaten zo beknopt mogelijk te zijn. Sla deze bladzijde niet om en lees het opstelletje van ‘t begin en eindigt met het slot als u na de eerste bladzijde nog goesting hebt.
De tijd van de vooroorlogse dijk doet me altijd terugdenken aan Karolien met haar draaiorgeltje. Hoeveel jonge mensen hebben er hun hart niet verloren bij het draaien van een lustige wals of rustiger tango? De huwelijken die Karolien daardoor op haar actief heeft is moeilijk te omschrijven. Wanneer men dansend uit de kring van de dansminnaars kwam, was de kous nog niet af. Verder kuierend ontwaarde men de toeterende ijskarretjes met hun koperen deksels die van ver in het zonlicht blonken.
Op alle hoeken van de dijk zag men ze, de typische vissers de zee afturend met hun petje, de handen diep in de zakken en de benen wijd open gespreid. Na een zee van vuurwerk had men de confettistrijd en bij een wandeling langs de kleurige gestreepte badkarren was het altijd de moeite om eens stil te mijmeren bij het sneeuwlandschap gepenseeld in volle zomer door Paul Emile, die erg verbonden was met het Heistse dijkleven. Na een loopbaan van 50 jaar, heeft hij de borstel aan Maarten gegeven, maar het aanprijzende versje ligt nog bij velen in het geheugen: “Voiçi mes dames et messieurs, le tableau est terminé, een halve frank voor één loot, drie loot voor enen frank.“
Leunend tegen gekrulde lantaarnpalen richten we onze blik omhoog. Neen.., we ontwaren geen glas, beton of staal, maar een opvolging van sierlijke gevels.
Wat verder in westelijke richting ziet men de zon in zee zakken. Heel vaak kleurde z'n rode gloed prachtige balletten en de danseres die de zwaan van Tjaikovsky deed sterven. Het was ook op dezelfde plaats dat de schijnwerpers gericht worden op het podium voor zangvoordracht. 0 neen, men moest geen school voor dictie hebben gevolgd, er werden gewone liedjes gezongen en na afloop klapte het publiek hartelijk in de handen want het seizoenleven te Heist was wars van alle snobisme.
Zo stonden we (de Kaviaks) ook eens aan het verhoog waar enkele stoutmoedigen aan het zingen waren van Marie-Lou en J’attendrai. Plots kroop broer Prosper op het podium. Hij droeg een schipperspet en rode halsdoek met van die witte bollen op en zong van Cowboy Jimmy. Om hem te helpen, zongen we dapper mee. Toen Pros het refrein begon te jodelen, was hij net een jodelaar en er werd luidruchtig om een bisnummer geroepen. Spontaan sprong Nete (René) z’n broer bij en tezamen kweelden ze van Ouwetaaie.
Als de Nete zong, kwam er altijd wat speeksel bij te pas en in het licht van de schijnwerpers was dit heel duidelijk zichtbaar. Het publiek moest hartelijk lachen wanneer telkens enkele speekbolletjes op de micro terechtkwamen. De Nete wist dit niet en dacht dat het volk lachte omdat hij nogal wat komisch deed. Het hoeft geen betoog dat het een lollige avond werd, temeer Pros en de Nete veel komische liedjes kenden en ze van geen ophouden wisten.
In die tijd waren er nogal veel Nederlanders te Heist. Daardoor kwam de Beer (Robert) op het gedacht een Nederlands liedje te zingen. We zouden dat gezamenlijk doen. Vlug liet de organisator enkele micro’s aanrukken en weldra zongen de zes Kavijaanders in twee stemmen een loflied op de Nederlandse vrouw. De melodie was een gekende mars en ieder zong dra het refrein mee. Het klonk zo :
Loflied op de Nederlandse Vrouw
Wanneer je als ik hebt de vrouw bestudeerd
Dan hebt je ongetwijfeld hetzelfde geleerd
Er zijn duizend soorten vrouwen
d’ ene goed de ander kwaad
Maar als je ze gaat vergelijken
kom je tot hetzelfde resultaat.
Refrein :
De Hollandse vrouw is het liefste van al
Daarom moet, wanneer ik eens trouwen zal
De vrouw die mij bindt met een huwelijksband
Een vrouw zijn, geboren in Nederland.
‘k Bedoel niet de enkelen die je ziet
Geschminkt en geschilderd, want dat is ze niet
Ze zijn als de veldviolen
Die hun pad naar zoeken vind
Voor haar man een trouwe huisvrouw
en een moeder voor haar kind.
Wel zijn ze niet makkelijk tot vrijen bereid
Maar heb je ze eenmaal dan is ‘t voor altijd
Bij het temperament der Spaansen
Hebben zij de echte vrouw
Kwijlt van harte hier dit loflied
Op de Nederlandse vrouw.
Tot laat in de nacht duurde de pret, ja mensen dat waren nog eens tijden.
‘k Weet nog goed toen Pol van Viktorientjes met z’n zelf gebouwde boot in de bloemenstoet optrok. Er was een grammofoon ingebouwd, die gans de dijk omver schetterde. Pol en zijn maat waren twee antieke Bruggelingen met bolhoed en moustache. Ze liepen er zo zat bij als een Zwitser, maar toch kregen ze te Zeebrugge de eerste en te Heist de tiende plaats.
Waar zijn al die bloemen heen ?
Na de bloemenstoet trof men de voorbereidingen voor de jaarlijkse grote valiezenkoers. Dan, dan is alles plots voorbij. Een laat volgepropt renaultje tuft naar een laatste bocht en verdwijnt in de verte, een visnetje hoog op het bagagerek wuift ons voor een laatste maal toe. Nu de valiezenkoers voorbij is, kan de zon weer in pais en vree in zee zakken en meeuwen nemen weer hun vertrouwd plaatsje op de leuning van de dijk. Alle attracties lijken nu dood, luna- en andere parken liggen er verlaten bij. Maar toch... wanneer de avond valt en de stilte is ingetreden, dwaalt uw blik onwilligkeurig over de zee en denkt men aan een attractie waar zo weinig overgesproken wordt. Er staan er niet zo veel op onze kust en zodra de zon ondergaat slaan ze als grote lichtarmen in het ronde.
Tuurlijk hebt u het geraden. Als kleine jongen dacht ik altijd dat daarvoor een ventje zorgde. Groter geworden kwam ik te weten dat zo een ding uit een vuurtoren automatisch draaide. De romantische tijd van de eenzame vuurtorenwachter is lang voorbij. Het mannetje die ‘s nachts wakker bleef om te zorgen dat het licht bleef branden, is lang met pensioen of misschien is hij wel een beambte op een ministerie en als het echt niet nodig is, heeft hij lang geen goesting om uit z’n bed te kruipen.
Die torens doen me altijd denken aan de torens in de Zwinvlakte. Met hun platte bovenbouw lijken zij wel onafgewerkte kerktorens. Velen denken dat ze dienen om een groot vuur op te maken en zo de schepen teken te geven waar de oever zich bevindt. Ge moet er niets van geloven.
Van loodsen en zeekaarten was er toen nog geen sprake en wanneer het hevig stormde stond er links en rechts wel een oude zeebonk met een groot licht te zwaaien naar de een of andere zwalpende schuit. Toen moest men wel voortgaan op die vent met het licht om een veilige aanlegplaats aangeduid te krijgen.
Voelt u het ook lieve mensen dat ik beland ben in de tijd dat er sterke verhalen ontstonden van bandieten en strandjutters die vreemde schepen naar de kust lokten en die deden stranden. De storm sloeg dan alle goederen op het strand die de jutters naar hun hut sleepten. Dat was ook de tijd van Riekst van ‘t Oerd. Riekst was een zeeheks. Terwijl het stormde sloop ze naar het strand met een petrollamp en bootehaak. Wanneer de heks een korf op zee zag, bond ze de lamp aan de schippershaak en zwaaide ermee alsof haar leven ervan afhing. Het scheepje strandde dan ergens op een zandbank met de gekende gevolgen. Het verhaal werd pas dramatisch wanneer het wijf 's morgens het lijk van haar eigen zoon vond. Sindsdien loopt er in de donkere nacht langs het strand een spook.
Ge kent ze wel, in een lange kapmantel die fladdert in de wind, terwijl ze huilend om haar zoon “woerd” roept. Het is moeder Riekst die zwerft tussen zee en rots. Vroeger was de dijk en het strand nog heilig voor spoken. Nu stellen we ons de vraag. Is dit nog zo?
Wie er ’s nachts wandelen gaat krijgt meteen een idee van de attracties der vuurtorens. Van onze Oostkust ziet ge duidelijk het felle licht van de grote toren van Westkapelle op Zeeland. Andere te Zeebrugge en Blankenberge vallen niet meteen op. Die van Heist is scheef gezakt en tracht hulpeloos z’n lichtbundels tussen de hoge lichtpalen van de Zeebrugse werken te boren. Zijn grotere broer is die van Oostende en schijnt wel morsetekens in de vorm van lange lichtstralen over stad en zee te werpen. Naar die van Nieuwpoort moet ge uw kijkers wagenwijd opentrekken. Tussenin pinken vele boeien en wie aan de Westkust vertoeft ziet dan weer hoe kwistig Duinkerke zijn licht over de golven gooit.
Lieve mensen, ik ken allang de wenk van al die lichten uit m’n hoofd. U niet? Straks als u ook eens ‘s nachts op de dijk wandelen gaat, neem dan een zaklamp en uw liefje mee. Ge kunt dan vanachter de duintoppen naar elkaar seinen. Het is een oud spel dat ik in m'n jeugd ook speelde. Uw liefdes-story wordt dan een licht-story. Wie weet spoelen de lichtbundels niet voor uw voeten aan. Doof dan alle lichten en luister naar het mogelijk gehuil van de zeeheks.
Tenzij ze nu ook met vakantie is.
WE ZIEN DE DINGEN NIET ZOALS ZE ZIJN, MAAR ZOALS WIJ ZIJN. H.T.