De O.190 Louis met een tonnemaat van 22 ton, voorzien van een Deutz-motor met een vermogen van 35 pk, gebouwd voor rekening van G. Pincket, werd in 1936 eigendom van Eduard De Meulemeester (lapnaam Smoetgat). Gedurende de Tweede Wereldoorlog verbleef het vaartuig in Brixham England. Op 5 juli 1963 werd het aan Marie-Louise Thoon (lapnaam De Pendelaore) verkocht en omgedoopt tot B.190 Maria Hulp der Christenen. Op 27 augustus 1964 werd het vaartuig geschrapt en omgebouwd tot plezierjacht. Op 12 september 1964 strandde het vaartuig tijdens een reis naar Nigeria ten noorden van de Franse haven Bayonne. De vierkoppige bemanning werd gered, maar het vaartuig was verloren. De O.103 Denise, gebouwd op de scheepswerf Denye (oostende) in 1942, voorzien van een Moës-motor met een vermogen, een dit in opdracht van J. Dedeurwaarder en L. Mortier, werd op 20 september 1948 verkocht aan Louis Vercruysse en op 1 december 1961 werd het eigendom van Elvira Jonckheere, weduwe van Louis Vercruysse. Op 26 juni 1969 werd het uit de vloot geschrapt en verkocht aan een Engelse reder.